Logo de la Commission communautaire commune de Bruxelles-Capitale

Uitoefening van de persoonsgebonden aangelegenheden in Brussel

De persoonsgebonden aangelegenheden behoren samen met cultuur en onderwijs tot de gemeenschapsbevoegdheden. Voor deze bevoegdheden is in Brussel een bijzonder complexe bevoegdheidsverdeling uitgewerkt.

Het bevoegdheidscriterium van de gemeenschappen in Brussel is

noch territoriaal (beide gemeenschappen zijn niet bevoegd voor een deel van het Brusselse grondgebied; een territoriale opdeling is niet zinvol aangezien Nederlandstaligen en Franstaligen over het hele grondgebied door mekaar leven);

noch persoonsgebonden (de gemeenschappen kregen ook niet de bevoegdheid voor respectievelijk de Nederlandstalige en de Franstalige Brusselaars; zulke subnationaliteit bestaat niet);

maar geboden aan de activiteiten of de organisatie van de instellingen.

Dit institutionele bevoegdheidscriterium houdt in dat de Vlaamse en Franse Gemeenschap in Brussel slechts bevoegd zijn voor de zgn. “unicommunautaire instellingen” en over geen enkele bevoegdheid beschikken om rechtstreeks maatregelen te nemen t.a.v. personen (deze laatste bevoegdheid komt toe aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, zie later). Deze “unicommunautaire instellingen” zijn instellingen die “wegens hun activiteiten” of “wegens hun organisatie”, beschouwd moeten worden als uitsluitend behorend tot één van beide Gemeenschappen.

Het criterium “wegens hun activiteiten” slaat op het feit dat unicommunautaire instellingen hun activiteiten richten tot de ene of de andere Gemeenschap. Dit criterium geldt voor de aangelegenheden op het domein van cultuur en onderwijs.
Voorbeelden van instellingen die “wegens hun activiteiten” als unicommunautaire instellingen moeten worden beschouwd zijn TV Brussel, de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) en de Vlaamse scholen enerzijds, Télé-Bruxelles, Le Théâtre national en de Franstalige scholen anderzijds, die zich respectievelijk richten tot de Vlaamse en Franse Gemeenschap.

Het criterium “wegens hun organisatie” slaat op de de taalkundige inrichting van de instelling en geldt voor de persoonsgebonden aangelegenheden.
Voorbeelden van instellingen die “wegens hun organisatie” als unicommunautaire instellingen moeten worden beschouwd zijn de eentalig Nederlandse of Franse ziekenhuizen (op dit moment met name de universitaire ziekenhuizen) en eentalige diensten zoals Office de la Naissance et de l'Enfant (ONE) en Kind&Gezin. Deze unicommunautaire instellingen moeten echter voor iedereen openstaan en mogen hun activiteiten niet uitsluitend tot één gemeenschap richten, ook al zal het unicommunautair karakter in feite tot gevolg hebben dat vooral personen die de taal van de betrokken Gemeenschap spreken zich tot die instelling zullen wenden.

Voor de uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel en om tegemoet te komen aan de Brusselse specificiteit, werden in 1989 de drie gemeenschapscommissies opgericht: de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie (GGC), de “Commission communautaire française” (COCOF) en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).

De COCOF en de VGC traden aanvankelijk beiden op als gedeconcentreerde besturen van respectievelijk de Franse en Vlaamse gemeenschap, m.a.w. onder hun toezicht in een aanvullende rol.

In 1994 werden de bevoegdheden van de COCOF uitgebreid: de Franse Gemeenschap droeg een aantal bevoegdheidspakketten - hoofdzakelijk op het domein van de curatieve gezondheidszorg en bijstand aan personen - integraal over aan de COCOF, waarin het autonoom kan optreden, zonder afbreuk aan haar normatieve macht. Franse Gemeenschap blijft bevoegd voor een aantal persoonsgebonden aangelegenheden zoals preventie, gezondheidsopvoeding, het Office de naissance et de l'Enfant (ONE) en de jeugdbescherming.

De Vlaamse Gemeenschap heeft geen bevoegdheden overgedragen waardoor de VGC niet over normatieve bevoegdheden beschikt.

De GGC werd bevoegd voor de zogenaamde “bi-persoonsgebonden” aangelegenheden: de persoonsgebonden aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen niet bevoegd zijn in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit heeft enerzijds betrekking op maatregelen die rechtstreeks op personen toepasselijk zijn, en anderzijds op de instellingen, die wegens hun organisatie niet uitsluitend tot een van de Gemeenschappen behoort. Deze tweetalige instellingen zijn ofwel de publieke instellingen die per definitie tweetalig zijn, zoals de OCMW's en de openbare ziekenhuizen, ofwel en de privé-instellingen die geen keuze hebben gemaakt tussen beide gemeenschappen.

Tot slot is de GGC ook bevoegd als overleg- en coördinatieorgaan tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap (met het oog op een zo groot mogelijke samenhang in het beleid van de persoonsgebonden aangelegenheden).

 

afdrukken