Logo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie

Welzijnsbarometer 2018: een groot aantal Brusselaars leeft in kansarmoede

 

Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad publiceert zijn veertiende Welzijnsbarometer, waarin u een reeks geactualiseerde indicatoren over armoede terugvindt.

De armoede-indicatoren tonen aan dat een groot aantal Brusselaars in moeilijke omstandigheden leeft. Het Gewest wordt geconfronteerd met belangrijke uitdagen op vlak van huisvesting, tewerkstelling, onderwijs, gezondheid en welzijn; allemaal determinanten van (kans)armoede.

Een op de drie Brusselaars moet rondkomen met een inkomen onder de armoederisicogrens. Meer dan een vijfde van de 18-64 jarigen leeft met een bijstandsuitkering (leefloon, IGO, enz) of een vervangingsinkomen (werkloosheidsuitkering, invaliditeitsuitkering) en een vierde van de Brusselse kinderen jonger dan 18 leeft in een huishouden zonder inkomen uit werk. Wat betreft de bijstandsuitkeringen, ontvangt bijna zes procent van de Brusselse bevolking op actieve leeftijd een leefloon of een equivalent leefloon en dit percentage ligt dubbel zo hoog bij de jongvolwassenen. Daarnaast heeft één op de acht van de 65-plussers een Inkomensgarantie voor ouderen (IGO). De bedragen van de bijstandsuitkeringen liggen echter onder de armoederisicogrens.

Hoewel het aantal personen met een werkloosheidsuitkering de afgelopen jaren daalde, wordt er een stijging van het aantal personen met een leefloon genoteerd. De werkloosheid treft evenwel 17 % van de Brusselaars actief op de arbeidsmarkt, en 24 % van de actieve jongeren onder de 25 jaar. De sociale ongelijkheden en sociaal-ruimtelijke ongelijkheden zijn erg markant in het Brussels Gewest: de werkloosheidsgraad varieert van 9 % in Sint-Peters-Woluwe tot 24 % in Sint-Joost-ten-Node.

Niet minder dan 43 170 huishoudens zijn ingeschreven op de wachtlijst voor een sociale woning. Naast het probleem van de hoge woonkost, ondervindt meer dan een vijfde van de Brusselaars kwaliteitsproblemen in de woning.

Meer dan een kwart van de leerlingen van het secundair onderwijs kennen een schoolse vertraging en dit aandeel ligt veel hoger in de armste gemeenten van het Gewest. Onder de jonge Brusselaars van 18-24 jaar, verliet bijna één op de zeven de school vroegtijdig, en dus zonder diploma van het hoger secundair onderwijs.

Tot slot vertalen de sociale ongelijkheden zich ook in gezondheidsongelijkheden. Het verschil in levensverwachting tussen de armste en de meest gegoede Brusselse gemeenten bedraagt ongeveer 2,5 jaar.

De ploeg van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, studiedienst van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
observat@ggc.brussels